Europees Parlement pleit voor een regionale aanpak van de kleinschalige visserij

Parlement_2

Het Europees Parlement pleit voor een regionale aanpak van de kleinschalige visserij, voor een eerlijke verdeling en een geleidelijke verhoging van de quota voor de kleinschalige visserij 

 

Brussel, 18 april 2016

LIFE-platform

 

Op dinsdag 12 april heeft het Europees Parlement tijdens zijn plenaire vergadering in Straatsburg een resolutie aangenomen over "innovatie en diversificatie van de kleinschalige kustvisserij in van de visserij afhankelijke regio's (2015/2090(INI))". http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2016-0109+0+DOC+XML+V0//EN

De rapporteur, Kroatisch euro-afgevaardigde Ruža Tomašićbenadrukte dat er een nieuw geregionaliseerd kader nodig is voor de kleinschalige kustvisserij, om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende visserijgebieden. Onder verwijzing naar het voorbeeld van het Middellandse Zeegebied beklemtoonde Tomašić dat moet worden afgestapt van de uniforme aanpak die het GVB tot dusver heeft gekenmerkt.

LEVEN volledig mee eens is en al sinds de oprichting in 2012 op een dergelijke aanpak aandringt. Zo'n gedifferentieerde aanpak is de enige manier om een halt toe te roepen de uitholling van de visserijrechten en de teloorgang van de kleinschalige visserij. Wij nemen de opmerking van de heer Vella over dat een "Een geregionaliseerde aanpak van de definitie zou enige verdienste kunnen hebben, maar zou ook het risico inhouden dat een ongelijk speelveld wordt gecreëerd."

Een geregionaliseerde aanpak van de definitie van kleinschalige visserij hoeft de EFMZV-definitie evenwel niet te wijzigen. In plaats daarvan zouden bijvoorbeeld de regionale MAP's en de door hen vastgestelde technische maatregelen meer rekening houden met verschillende combinaties van vistuig in de kleinschaliger categorieën niet-gesleept vistuig. Dit zou kunnen geschieden in de vorm van afwijkingen of specifieke technische maatregelen die moeten worden toegepast op de vlootsegmenten die passief vistuig gebruiken.

In LEVENNaar de mening van de Commissie zou de uitvoering van het Tomasic-rapport veel van het onrecht dat de kleinschalige visserijsector is aangedaan, goedmaken en a eerlijker en een meer gelijk speelveld.

In reactie op het initiatief merkte commissaris Vella op dat "het is een feit dat kleinschalige kustvisserijvaartuigen van fundamenteel belang zijn voor de levensvatbaarheid en het weerstandsvermogen van de kustgemeenschappen die van deze vaartuigen afhankelijk zijn, en ik ben het daar volledig mee eens."

De Low Impact Fishers of Europe (LIFE) feliciteert Madame Tomašić voor haar verslag, en het Europees Parlement voor de aanneming ervan. Het rapport onderschrijft de stelling van LIFE dat de specifieke kenmerken van de kleinschalige kustvisserij een gedifferentieerde aanpak vergen, en dat dergelijke visserijtakken het best op plaatselijk niveau, binnen een regionaal kader, kunnen worden omschreven.

Commissaris Vella heeft er terecht op gewezen dat in de Europese Unie ten minste 3 van de 4 vaartuigen (75%) kleinschalig zijn, d.w.z. dat zij minder dan 12 meter lang zijn en niet gesleept vistuig gebruiken.

In tegenstelling tot grootschaliger, meer industriële vormen van visserij, hebben deze kleinschalige activiteiten over het algemeen een geringe impact op het milieu, terwijl zij een grote sociale en economische waarde hebben door te zorgen voor verse vis, banen en de ondersteuning van economische en culturele activiteiten ter plaatse.

Maar, LEVEN is het volledig met Commissaris Vella eens dat de vloot gereguleerd moet worden, en dat een verdere versoepeling van de voorschriften voor de kleinschalige kustvisserij dreigt de visserij door extra vaartuigen aan te moedigen en zou de drukte in de kuststrook kunnen verergeren, vooral in gebieden waar de druk op gereglementeerde en niet-gereglementeerde bestanden al groot is.

LEVEN merkt met bezorgdheid op dat er aanzienlijke mazen in de regelgeving waardoor illegale, niet-gereglementeerde en niet-gemelde visserij onder het mom van sportvisserij plaatsvindt. Deze mazen moeten gedicht worden.

Sinds de start van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 1983 is de kleinschalige sector verwaarloosd, gemarginaliseerd en oneerlijk behandeld. Daarom wordt dit vlootsegment ook wel Europa's "vergeten vloot" genoemd. In de afgelopen 20 jaar is dit vlootsegment het sterkst teruggelopen, in sommige gevallen met maar liefst 40 tot 50% sinds 1995.

De achtereenvolgende GVB's, die dateren van 1983, hebben zich meestal geconcentreerd op de grootschalige visserij, waarbij de nationale autoriteiten zich moesten bezighouden met de kleinschaligere visserij. Op enkele uitzonderingen na hebben de nationale autoriteiten ook de neiging om verwaarlozing van de kleinschalige visserijen dit heeft geresulteerd in onrechtvaardige behandeling in vergelijking met de grootschalige visserij (wat betreft toegangsrechten tot de visserij, toegang tot de markten, toegang tot de besluitvorming, enz.)

Tot de meest recente herziening en hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie (GVB) werd het beheer van de kleinschalige visserij als een nationale aangelegenheid beschouwd. Tijdens de raadpleging over het groenboek die in 2009 van start ging, werd de vraag gesteld of het GVB al dan niet moest kiezen voor een gedifferentieerde aanpak van het visserijbeheer: een aanpak voor kleinschalige vloten in kustgemeenschappen, met de nadruk op sociale doelstellingen, en een andere aanpak voor grootschalige vloten, waarbij capaciteitsaanpassing en economische efficiëntie centraal staan.

Hoewel dit voorstel niet in het nieuwe GVB is opgenomen, was het bekrachtigd door het Europees Parlementwaarin een uitgebreide reeks maatregelen werd voorgesteld om de kleinschalige sector te verdedigen en te bevorderen.

LEVEN is ingenomen met het feit dat het financiële instrument voor de uitvoering van het GVB, het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV - (EU) nr. 508/2014), alsook de marktverordening ((EU) nr. 1379/2013 ) en de verordening voor de adviesraden (Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/242 van de Commissie) allemaal bepalingen bevatten die positief discrimineren ten gunste van de kleinschalige visserij.

Maar, zoals Commissaris Vella opmerkte, de uitvoering van deze maatregelen hangt af van de lidstatendat het is hun verantwoordelijkheid om, in het kader van de respectieve eind 2015 goedgekeurde operationele programma's, te beslissen hoe hun strategische voorkeuren in concrete steun voor hun kleinschalige kustvisserijvloot kunnen worden omgezet.

LEVEN roept de lidstaten op het belang van kleinschalige kustvloten te erkennen door middel van specifieke plannen voor de modernisering van de vloot. LIFE schaart zich ook volledig achter de oproep van het Europees Parlement om de quota voor de ambachtelijke visserij worden verhoogd, om deze in sociaal en ecologisch opzicht duurzame vorm van visserij te stimuleren.

Naar onze mening is de uitvoering van artikel 17 is in dit verband van vitaal belang. Artikel 17 roept de lidstaten op om "transparante en objectieve criteria te hanteren, onder meer van ecologische, sociale en economische aard", bij de verdeling van de vangstmogelijkheden die hen ter beschikking staan. "De te hanteren criteria kunnen onder meer betrekking hebben op het effect van de visserij op het milieu, de naleving van de voorschriften in het verleden, de bijdrage aan de plaatselijke economie en de historische vangstniveaus. De lidstaten streven ernaar om, binnen de hun toegewezen vangstmogelijkheden, stimulansen te geven aan vissersvaartuigen die gebruik maken van selectief vistuig of van vangsttechnieken met een verminderd milieueffect, zoals een lager energieverbruik of minder schade aan habitats."

Dergelijke maatregelen, indien toegepast in de geest van het artikel, zouden ongetwijfeld in belangrijke mate bijdragen tot het positieve actie nodig voor kleinschalige visserij om weer een prominente plaats in te nemen in de Europese visserij.

Hoewel veel van de voorstellen van mevrouw Tomasic al in het nieuwe GVB zijn opgenomen, wordt in haar verslag de nadruk gelegd op de inertie in de lidstaten om de voorgestelde positieve acties inzake kleinschalige visserij te ondernemen, en de noodzaak van de volledige uitvoering ervan.