Nieuw Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
Een blauwe revolutie in wording en een niet te missen kans voor kleinschalige vissers!
Volgens het nieuwe EFMZV-voorstel moeten alle lidstaten in het kader van hun nationale operationele programma's een actieplan voor kleinschalige kustvisserij indienen. In het voorstel van de Commissie wordt er ook voor gepleit kleinschalige visserij "een voorkeursbehandeling te geven in de vorm van een steunintensiteit van 100%, ook voor concrete acties op het gebied van controle en handhaving, met als doel duurzame visserijpraktijken aan te moedigen".
Warschau en Brussel, maandag 3 september 2018
Marcin Ruciński en Brian O'Riordan
De basis
Deze zomer is een zeer belangrijk wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie gepubliceerd: de verordening inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor de periode 2021-2027. Hoewel het een paar jaar zal duren voordat de effecten in de praktijk merkbaar zijn, is het van fundamenteel belang om te kijken naar de mogelijke gevolgen van de ingrijpende veranderingen die de Commissie voorstelt in de architectuur van het fonds en de concrete maatregelen die het zal ondersteunen.
Daarom is het nu tijd voor kleinschalige vissers om mee te werken aan het vormgeven van het EFMZV-voorstel om ervoor te zorgen dat het potentieel om aan deze behoeften te voldoen wordt gerealiseerd.
De totale EU-begroting voor het EFMZV bedraagt 6,14 miljard euro. Meer dan 80% van dit geld zal aan de lidstaten worden toegewezen voor hun nationale operationele programma's, waarover bilateraal met de Commissie zal worden onderhandeld nadat de verordening is goedgekeurd. Door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) wordt erkend als een sleutelelement van het nieuwe fonds.
Het tijdschema voor de onderhandelingen is veel korter dan voor de vorige edities van het fonds - de Commissie wil alle onderhandelingen, inclusief de meest politieke over de algemene verdeling van de middelen tussen de lidstaten, afsluiten op een top in Sibiu, Roemenië, op 9 mei 2019. Het idee is om vertragingen bij de uitvoering te voorkomen (het huidige EFMZV is aangenomen als laatste van de structuurfondsen van de EU) en de daaruit voortvloeiende mogelijk trage besteding van de middelen die beschikbaar zijn in de eerste jaren na 2021. Gezien de dreigende gevolgen van Brexit is het fonds gepland voor de resterende 27 lidstaten, en in de verlaagde begroting is rekening gehouden met de intrekking van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan het fonds.
Wat zit er in voor de kleinschalige vissers? Eigenlijk heel veel!
In het voorstel van de Commissie is een heel hoofdstuk gewijd aan kleinschalige visserij met twee belangrijke artikelen over actieplannen en investeringen. Als onderdeel van hun nationale operationele programma's ALLE Lidstaten moet een actieplan voor kleinschalige kustvisserij in te dienen. In het huidige Fonds geldt deze verplichting voor lidstaten met meer dan 1000 kleinschalige vissersvaartuigen en is zij zeer algemeen geformuleerd. Bovendien wordt in het voorstel van de Commissie gevraagd om kleinschalige visserij "een voorkeursbehandeling te geven door middel van een steunintensiteit van 100%, ook voor concrete acties op het gebied van controle en handhaving, met als doel duurzame visserijpraktijken aan te moedigen".
Terwijl de huidige debatten over de uitvoering van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid vol lof zijn over de economische resultaten die door veel segmenten in het grootschalige deel van de sector zijn behaald, wordt er veel te weinig aandacht besteed aan de moeilijke economische situatie van veel kleinschalige visserijgemeenschappen in heel Europa. Afgelopen oktober tijdens een belangrijke conferentie in Tallinn[1]Commissaris Vella zei dat 53 van de 135 kleinschalige kustvloten verliesgevend zijn. "Hele kustgemeenschappen riskeren een verwoestend verlies aan inkomsten en banen"zei hij. Het economisch jaarverslag 2017 van het WTECV maakt ook duidelijk dat het beeld in deze sector van de EU-vloot op zijn best gemengd is. In de Oostzee bijvoorbeeld maakten slechts de kleinschalige vloten in 2 van de 8 lidstaten nettowinst in 2015.[2]. Het is dus een goed teken dat de Commissie bij de interne voorbereiding van het voorstel de moeilijke economische situatie van veel kleinschalige visserijgemeenschappen in heel Europa heeft erkend.
Het centrale element van de uitgebreide steun van de Commissie voor kleinschalige vissers is artikel 15, op grond waarvan de lidstaten een actieplan moeten opstellen voor de ontwikkeling van een duurzame en rendabele kleinschalige visserij. Het plan moet rekening houden met de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor een duurzame kleinschalige visserij en met het regionale actieplan van de GFCM voor de kleinschalige visserij in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. De elementen van dit plan zijn het vermelden waard in extenso:
- "aanpassing en beheer van de vangstcapaciteit;
- bevordering van klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken met een lage impact die de schade aan het mariene milieu tot een minimum beperken;
- versterking van de waardeketen van de sector en bevordering van marketingstrategieën;
- bevordering van vaardigheden, kennis, innovatie en capaciteitsopbouw;
- verbetering van de gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen;
- betere naleving van de vereisten voor gegevensverzameling, traceerbaarheid, monitoring, controle en toezicht;
- betrokkenheid bij het participatieve beheer van de maritieme ruimte, met inbegrip van beschermde mariene gebieden en Natura 2000-gebieden;
- diversificatie van activiteiten in de bredere duurzame blauwe economie;
- collectieve organisatie en deelname aan het besluitvormings- en adviesproces."
De maatregelen voor de modernisering van de vloot, waaronder de steun voor de vervanging van de motor en de steun voor de aankoop van een tweedehands vaartuig voor nieuwkomers in de visserij, zijn beperkt tot kleinschalige visserij zoals gedefinieerd door het Fonds, d.w.z. minder dan 12 m lang en geen gebruik makend van mobiel vistuig. De boot moet behoren tot een vlootsegment met een vangstcapaciteit die in evenwicht is met de beschikbare visbestanden.
De kleinschalige vissers worden ook bevoordeeld door een mogelijkheid voor de lidstaten om hogere steunintensiteitspercentages toe te passen, d.w.z. het totale steunniveau voor een bepaalde investering. In het geval van investeringen op grond van het hierboven beschreven artikel 15 kan dit zelfs oplopen tot 100% van de subsidiabele uitgaven.
Artikel 16 bevat een speciale bepaling om steun te verlenen aan jonge vissers (jonger dan 40 jaar) voor de aankoop van hun eerste vaartuig, met financiering tot 75%, op voorwaarde dat het vaartuig tussen 5 en 30 jaar oud is en dat de aanvrager ten minste vijf jaar als visser heeft gewerkt of voldoende beroepskwalificaties heeft verworven. Hoewel LIFE de intentie van deze bepaling toejuicht, moet worden opgemerkt dat een van de belangrijkste beperkingen voor SSF om winstgevend te zijn het gebrek aan toegang tot middelen is. In de meeste gevallen moeten SSF terugvallen op niet-quotasoorten, terwijl het leeuwendeel van de quotasoorten wordt toegewezen aan grootschaligere activiteiten. Bovendien zal de dreigende volledige toepassing van de aanlandingsverplichting op 1 januari 2019 een grote impact hebben op SSF. Hun gebrek aan quota, vooral voor de "choke species", betekent dat ze ofwel zullen moeten vastleggen en failliet gaan, ofwel de zee op moeten gaan en de wet overtreden.
LIFE dringt er daarom op aan dat subsidies voor vaartuigen en de vervanging van motoren voor nieuwkomers worden gekoppeld aan toegang tot quota, met gebruikmaking van de bepalingen van artikel 17 van het GVB 2014 waarin de lidstaten worden opgeroepen om stimulansen te bieden aan vissersvaartuigen die selectief vistuig gebruiken of vangsttechnieken met een kleinere milieu-impact toepassenbinnen de hun toegewezen vangstmogelijkheden. Er bestaat een reëel gevaar dat het nul-reductiebeleid een nul-visserij- en nul-inkomensbeleid voor de SSF wordt, tenzij er een zinvolle quotaverhoging voor de sector komt.
Bovendien kunnen de artikelen 17 (definitieve beëindiging van de activiteiten) en 18 (tijdelijke beëindiging van de activiteiten) alleen worden gebruikt door vaartuigen die de afgelopen drie jaar ten minste 120 dagen hebben gevist. Deze hoge drempel kan voor veel kleinschalige vissers onbetaalbaar zijn en moet iets worden verlaagd, met name voor artikel 18, dat onder andere betrekking heeft op stillegging wegens natuurrampen.
Indien naar behoren uitgevoerd op het niveau van de lidstaten en de regio's, zowel naar de geest als naar de letter van het voorstel, is er de mogelijkheid om de moeilijke situatie en de onzekere toekomst van de kleinschalige visserijgemeenschappen in Europa echt te veranderen. Er kunnen nog enkele kleine verbeteringen worden aangebracht in de formulering van artikel 15, en LIFE zal alles in het werk stellen om de verordening nog beter te maken voor de Europese SSF.
De goede financieringsregels alleen zullen de huidige situatie echter niet volledig helen. Er moet veel meer worden gedaan om de "klasse, niet de massa"-benadering - kwaliteit in plaats van kwantiteit - echt te implementeren en zo SSF in staat te stellen direct te profiteren van de toegevoegde waarde die ze leveren, zoals aanbevolen in het onlangs afgeronde proefproject van LIFE in de Oostzee en de Noordzee.[3]. Het is met name belangrijk om lang, grondig en kritisch te kijken naar de manier waarop de visserijmarkten van de EU zijn georganiseerd, in relatie tot de manier waarop producentenorganisaties zijn opgezet en worden geleid, en wat betreft marktinformatie en andere specifieke behoeften van kleinschalige vissers om toegang te krijgen tot markten en te profiteren van waardetoevoeging.
Eindelijk wat eenvoud... maar risico's in overvloed!
De huidige en vorige edities van het Fonds bieden de lidstaten een zeer lang menu van steunmaatregelen waaruit ze kunnen kiezen en die zeer gedetailleerd zijn beschreven. Er werd vaak ingewikkeld en langdurig over onderhandeld in Brussel en later, tijdens de implementatiefase, ontstonden er veel interpretatieproblemen en misverstanden met de lidstaten. Cruciaal is dat het nieuwe fondsvoorstel van de Commissie geen maatregelen bevat - alleen een lijst in artikel 13 met investeringen die niet gefinancierd kunnen worden. Door een "als het niet niet subsidiabel is, kan het worden gefinancierd". Met deze aanpak wil de Commissie voorkomen dat het nieuwe EFMZV-voorstel prescriptief wordt en wil zij de lidstaten de flexibiliteit geven om de visserijfondsen naargelang van hun behoeften te gebruiken.
Hoewel in het nieuwe EFMZV-voorstel geen melding wordt gemaakt van vrouwen en het voorstel genderneutraal is (overal wordt de term "visser" gebruikt, niet "visser"), kunnen vrouwelijke ondernemers en werknemers in de visserijsector dankzij de niet-voorschrijvende aanpak van het voorstel toch financiële steun krijgen.
Deze fundamentele verandering zal de onderhandelingen over en de implementatie van het Fonds zeker een stuk eenvoudiger maken voor alle betrokkenen. Tegelijkertijd opent het echter een geheel nieuw terrein, vol risico's voor alle spelers in de visserij- en aquacultuursector: de uiteindelijke vorm van het Fonds op nationaal niveau zal worden bepaald door individuele lidstaten in onderhandelingen met de Commissie. Dit verhoogt het belang van overleg over de vormgeving van elk nationaal operationeel programma enorm, en voor SSF om volledig deel te nemen aan dergelijk overleg.
De Commissie zal slechts beperkte invloed hebben op de keuze van de maatregelen op het niveau van de lidstaten. De naleving van de mooie bepalingen ter ondersteuning van kleinschalige vissersgemeenschappen in artikel 15 en verder zal volledig afhangen van het vermogen van kleinschalige vertegenwoordigers op nationaal niveau om een goede en positieve invloed uit te oefenen op de manier waarop de nationale operationele programma's worden opgesteld. Bij LIFE staan we klaar om onze leden te helpen deze uitdaging aan te gaan.
Sommige belangrijke elementen zullen ook op het niveau van de EU-regio's worden uitgewerkt. Met lid 5 van artikel 9 is de Commissie van plan zeebekkenanalyses uit te voeren, waarin de belangrijkste uitdagingen worden samengevat waarop de nationale operationele programma's moeten inspelen. Hoewel deze aanpak ongetwijfeld controversieel zal zijn voor lidstaten die gewend zijn aan de vrijheid van programmering in hun bilaterale betrekkingen met de Commissie, zullen onze leden en andere vrienden van de kleinschalige visserij die actief zijn in adviesraden, de komende maanden de kans krijgen om commentaar te leveren op de zeebekkenanalyses.
Een andere reden tot bezorgdheid is het idee van de Commissie om de CLLD-methode en de FLAG's niet alleen toe te passen op de visserijsector en de daarmee samenhangende diversificatieactiviteiten. Tot nu toe zijn in deze kleinschalige visserijvriendelijke omgeving aanzienlijke investeringen gedaan in goede, innovatieve projecten. In de opzet voor de periode na 2021 zullen alle deelnemers aan de blauwe economie het recht hebben om invloed uit te oefenen op de vorm van lokale ontwikkelingsstrategieën en de daaruit voortvloeiende maatregelen.
Bij LIFE kijken we met grote bezorgdheid naar deze nieuwe ontwikkeling. Hierdoor ontstaat het risico dat visserijbelangen binnen de lokale actiegroepen worden verdrongen door de financieel sterkere en bevoorrechte Blue Growth-belangen, zoals bijvoorbeeld aquacultuur, toerisme en mariene energieopwekking. We hebben al eerder over dit risico geschreven[4]en zal erop blijven aandringen dat de FLAG's en Farnet in de eerste plaats op de visserij gerichte organen blijven.
Wat ons te wachten staat
Ook al lijkt 2021 ver weg van de realiteit van vandaag, over de toekomst van het voorstel van de Commissie - en daarmee de zeer positieve maatregelen gericht op kleinschalige vissers - wordt nu beslist. De technische onderhandelingen in de Raad en de eerste voorbereidingen in het Europees Parlement zijn al begonnen. Sommige elementen van de uitgebreide steun voor kleinschalige visserij zullen niet gemakkelijk worden geaccepteerd door grootschalige vissers en nationale overheden die gewend zijn aan de vrijheid van programmering.
Er zijn veel andere belangen om ons heen, binnen de visserijsector in brede zin en daarbuiten. Veel van deze belangen zijn groot geworden dankzij het intensieve gebruik van EU-fondsen voor de visserij in het verleden. Het is hoog tijd dat kleinschalige vissers echt een van de belangrijkste begunstigden van deze fondsen worden, om de toekomst van de 80% van de EU-vissersvloot die kleinschalig is en werk biedt aan meer dan 50% van de beroepsbevolking, veilig te stellen en te verbeteren, evenals duizenden direct en indirect afhankelijke banen voor zowel mannen als vrouwen in de hele waardeketen.
Maar we moeten ons ervan bewust zijn: dit zal niet vanzelf gaan. Zonder onze intensieve en op verdiensten gebaseerde betrokkenheid bij de komende debatten en onderhandelingen over het EFMZV, dreigen de goede dingen in het voorstel van de Commissie verloren te gaan of in het beste geval te worden afgezwakt - zowel nu in Brussel als later op nationaal niveau.
Of we het nu leuk vinden of niet, geld beweegt en schudt in wereldzaken. EU-fondsen voor de visserij vormen hierop geen uitzondering. Al veel te lang is het geld vooral terechtgekomen bij degenen die financieel het sterkst staan en het best in staat zijn om op alle niveaus met succes te lobbyen bij de autoriteiten om aan hun behoeften tegemoet te komen. Sinds het begin van het GVB in 1983 zijn kleinschalige vissers buitenstaanders. We kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven om de kansen te missen die dit nieuwe, potentieel revolutionaire Commissievoorstel biedt.
♦ ♦ ♦
[1] http://www.emff-now-and-then.eu/documents/DG-MARE-Conclusions-Conference-A4-03.pdf
[2] https://ec.europa.eu/jrc/en/publication/eur-scientific-and-technical-research-reports/2017-annual-economic-report-eu-fishing-fleet-stecf-17-12, pagina 133 en tabel 4.17.
[3] https://lifeplatform.eu/wp-content/uploads/2018/06/LIFE_BANS_Final_Technical_Report.pdf
[4] https://lifeplatform.eu/life-calls-inclusive-blue-growth/