Tussen december en januari 2024 werd een feedbackperiode geopend om commentaar te leveren op het voorstel van de Europese Commissie om het Baltische MAP te wijzigen. LIFE gaf samen met vele andere organisaties commentaar en deelde hun mening over het voorstel van de Commissie. Het document en alle reacties, waarvan de meeste het niet eens zijn met het voorstel van de Commissie, zijn te vinden op hier.
In haar voorstel legt de Commissie uit dat artikel 4, lid 6, van het MOP voor de Oostzee kan leiden tot situaties die inconsistent zijn met andere voorschriften van de MAP's inzake de vaststelling van vangstmogelijkheden, en mogelijk ernstige sociaaleconomische gevolgen kan hebben. Enerzijds kan de 5%-regel betekenen dat er geen vangstmogelijkheden kunnen worden vastgesteld en dat de gerichte visserij moet worden opgeschort. Anderzijds vereisen de vrijwaringsbepalingen in de MAP's dat herstelmaatregelen worden genomen om het bestand boven Btriggerop basis van een beoordeling per geval van de geschiktheid om voor een dergelijke maatregel te kiezen, in overeenstemming met de in de MAP's vastgestelde criteria. Bovendien verwijzen de MAP's naar de mogelijkheid, en niet de verplichting, om de gerichte visserij op te schorten. Daarom stelt de Commissie voor om het MAP-artikel 4.6 schrappen (De vangstmogelijkheden worden in elk geval zo vastgesteld dat de kans dat de biomassa van het paaibestand onder Blim daalt, kleiner is dan 5 %.). In het voorstel van de Commissie staat ook dat de Commissie in 2023 besproken de 5%-regel met belanghebbenden, met name de Adviesraad voor de Oostzee en BALTFISH: "De meeste belanghebbenden hebben hun grote bezorgdheid geuit over de samenhang van de 5%-regel met de andere regels van de MAP's voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden en de mogelijk ernstige sociaaleconomische gevolgen ervan.".
Het antwoord van LIFE vind je hieronder:
"Het voorstel van de Commissie is teleurstellend. De vraag wat we moeten doen als de bestanden eenmaal onder MSY Btrigger en Blim liggen, is nog niet beantwoord en de voorgestelde wijziging brengt ons in een slechtere positie dan voorheen. Het voorstel ondermijnt de sociaaleconomische levensvatbaarheid van de visserijsector, met name het segment van de kleinschalige vloot, doordat een belangrijk mechanisme voor het herstel van de visbestanden wordt afgeschaft. Er zijn duidelijk problemen met de 95%-regel, die duidelijk naar voren komen bij niet-selectieve gemengde visserij. Als de visserijen selectief zijn en geen bijvangstquota nodig hebben, is het probleem minder groot. Het is essentieel voor de levensvatbaarheid en duurzaamheid van visserijbedrijven dat de visbestanden boven Blim blijven, en daarom heeft artikel 4.6 positieve voordelen. Een belangrijk punt zijn de wetenschappelijke berekeningen waarop Blim, Fmsy en de bijbehorende referentiepunten zijn gebaseerd. We merken met bezorgdheid en teleurstelling op dat de ICES BMSY niet gebruikt als basis om te beoordelen welk niveau van visserijsterfte overeenkomt met MSY. Dit is een belangrijk probleem en een van de redenen waarom zoveel bestanden in de Oostzee onder de referentieniveaus zijn gezakt. De sleutel is ervoor te zorgen dat de biomassa van de bestanden zich op een gezond niveau bevindt (boven BMSY). Het MJP is er niet in geslaagd om dit te bereiken, maar het amendement zal de situatie waarschijnlijk verergeren. Er wordt zeker niets gedaan om ervoor te zorgen dat de sociaaleconomische mogelijkheden voor de visserij worden verbeterd. Daarom moet in artikel 4, lid 6, van het MAP voor de Oostzee en andere beheersplannen worden gespecificeerd dat de BMSY het streefreferentiepunt is en dat latere referentiepunten voor de visserijsterfte hiervan worden afgeleid.