Visserij Subsidies: publieke middelen voor publiek goed, niet voor individueel gewin.
Niet om ons te helpen meer te vissen, maar om ons te helpen beter te vissen.
Brussel, 4 oktober 2019
Brian O'Riordan
De Low Impact Fishers of Europe (LIFE) pleit ervoor dat overheidsgeld wordt gebruikt voor het algemeen welzijn, niet voor individueel gewin. Visserij en het mariene milieu zijn een openbare hulpbron die binnen duurzame grenzen in stand moeten worden gehouden, wil de visserij een toekomst hebben. Daartoe moet aandacht worden besteed aan de drie pijlers van duurzaamheid - de ecologische, de sociale en de economische dimensie. LIFE dringt er daarom op aan dat in het kader van de nieuwe Europese financieringsregeling voor de maritieme sector voorrang wordt gegeven aan voor de bescherming van het milieu en de instandhouding van de visbestanden, en collectieve projecten te steunen die bijdragen tot de sociale en economische duurzaamheid van vissersgemeenschappen.
In dit licht heeft LIFE ermee ingestemd medeondertekenaar te zijn van een brief die samen met milieu-NGO's is opgesteld (hier verkrijgbaar) over visserijsubsidies en gericht aan de leden van het Europees Parlement. Het Europees Parlement zal als medebeslisser een bepalende rol spelen in het komende "trialoog"-proces voor de aanneming van een nieuwe verordening voor een Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur (EMFAF) voor de periode 2021 tot en met 2027.
Tijdens de laatste vergadering van de Commissie Visserij (Pech) van het Europees Parlement op 2 oktober, de plaatsvervangers bekeken de subsidies die via het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) aan de Europese visserijsector worden verstrekt. Zij bespraken ook de kwesties die voortvloeien uit het door het vorige Parlement goedgekeurde voorstel voor de subsidiëring van de Europese maritieme, visserij- en aquacultuursectoren in de volgende periode, 2021 tot en met 2027, in het kader van wat de Europese maritieme, visserij- en aquacultuurvondst (EMFA) moet worden genoemd. Het debat komt vlak voor de volgende ronde van de trialoogonderhandelingen, waarin het Europees Parlement en de Raad van Ministers, met de hulp van de Europese Commissie, moeten komen tot een overeengekomen "medebeslissingsprocedure" voor de nieuwe wetgeving.
Een omstreden punt in het debat is het verlenen van subsidies voor acties die bijdragen tot overcapaciteit, overbevissing of illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij). Sinds 2005 heeft de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een mandaat om te onderhandelen over de stopzetting van bepaalde vormen van visserijsubsidies die bijdragen tot overcapaciteit en overbevissing. Na de Rio + 20-conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling in 2012 en de daaropvolgende ontwikkeling van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's) richt de WTO zich nu op de verwezenlijking van SDG 14.6. Deze verbindt staten ertoe om: "tegen 2020 bepaalde vormen van visserijsubsidies die bijdragen tot overcapaciteit en overbevissing te verbieden, en subsidies die bijdragen tot IOO-visserij te elimineren, en zich te onthouden van de invoering van nieuwe dergelijke subsidies."
Daarom heeft zij in haar voorstel van 2018 over het EFMZV (thans EFMZV) na 2020, de Europese Commissie als niet-subsidiabel heeft aangemerkt, subsidies voor "concrete acties die de vangstcapaciteit van een vissersvaartuig vergroten of steun voor de aanschaf van uitrusting die het vermogen van een vissersvaartuig om vis te vinden vergroot" en voor "de bouw en aankoop van vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen, tenzij in deze verordening anders is bepaald".
In het voorstel van het Europees Parlement, subsidies kunnen worden gebruikt voor "ter verbetering van de veiligheid of de werk- of leefomstandigheden van de bemanning, met inbegrip van correcties van de stabiliteit van het vaartuig, of van de kwaliteit van het productop voorwaarde dat elke capaciteitsverhoging "binnen het aan de betrokken lidstaat toegewezen maximum blijft, zonder dat het evenwicht tussen vangstcapaciteit en beschikbare vangstmogelijkheden in gevaar wordt gebracht en zonder dat het vermogen van het betrokken vissersvaartuig om vis te vangen wordt vergroot."
Een dergelijk voorstel sluit nauw aan bij het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij, C.188, en wordt als zodanig gesteund door zowel de reders als de vakbonden. Dankzij hun inspanningen zijn belangrijke bepalingen van IAO C.188 in december 2016 EU-wetgeving geworden via Richtlijn 2017/159 van de Raad. De lidstaten moeten hier uiterlijk op 15 november 2019 aan voldoen. Het subsidiëren van veiligheid en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden past ook in het streven om de visserijsector aantrekkelijker te maken voor de jongere generatie. Maar er is een dunne lijn tussen de vergroting van de vangstcapaciteit enerzijds en de verbetering van de veiligheid en de werk- en leefomstandigheden aan boord anderzijds. Moet overheidsgeld worden gebruikt voor de verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden als daardoor ook de vangstcapaciteit toeneemt? Zou een dergelijke bepaling de geloofwaardigheid van de EU ondermijnen bij de WTO-onderhandelingen om schadelijke subsidies die bijdragen tot overcapaciteit, overbevissing en illegale visserij tegen 2020 te verbieden, in overeenstemming met duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 14.6?
Een ander twistpunt is de vraag of de vissers al dan niet moeten worden gecompenseerd voor de tijdelijke sluiting van visserijtakken die hen dwingen hun schepen vast te leggen. Dergelijke gedwongen sluitingen betekenen dat hun middelen van bestaan worden beknot, en als de sluitingen lang duren kan dit de ondergang en de dood van hun bedrijven betekenen. Als dergelijke kleine ondernemingen eenmaal failliet zijn, zijn ze niet meer terug te draaien.
Kleinschalige vissers komen als zelfstandige ondernemers tijdens dergelijke sluitingen echter niet in aanmerking voor een werkloosheidsuitkering. Zij komen ook niet in aanmerking voor subsidies ter compensatie van hun inkomensverlies tijdens dergelijke sluitingen en hebben daar ook niet om gevraagd. Zij zouden veel liever op zee werken dan werkloos zijn aan wal. Zij zijn het dan ook met de NGO's eens dat inkomstenderving niet door Europese subsidies mag worden gecompenseerd. Zij staan open voor suggesties en bijstand om hen in staat te stellen levensvatbare alternatieven na te streven en te diversifiëren. LIFE pleit voor dergelijke sluitingen, en voor alternatieven op korte termijn voor de visserij, deel moeten uitmaken van nationale actieplannen voor kleinschalige kustvisserij met een gering effectg, zoals uiteengezet in het voorstel van de Commissie.
Dergelijke actieplannen zouden de basis vormen om te investeren in de duurzaamheid van de sector en om de rentabiliteit ervan te verbeteren. In 2017 leden de kleinschalige vloten van vijf lidstaten brutoverliezen en in negen lidstaten nettoverliezen, zoals gerapporteerd door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité (WTECV 2019 AER-verslag). Dit in vergelijking met respectievelijk 3 en 5 voor grootschaliger visserijactiviteiten. Het WTECV merkt ook op dat de levensvatbaarheid van kleinschalige visserijbedrijven veel meer afhangt van waardetoevoeging, waardoor markttoegang een cruciale factor voor winstgevendheid is. Kleinschalige vissers moeten hun vis verkopen op dezelfde markten als grootschalige visserijactiviteiten, waar de kwaliteit, en vooral de versheid, zeer verschillend kan zijn. Maar al te vaak worden de prijzen op de markt gedrukt door de massale aanvoer van de grootschalige sector, waardoor het voor kleinschalige bedrijven moeilijk wordt om in hun levensonderhoud te voorzien.
LIFE pleit daarom voor steun aan kleinschalige vissers om zich te organiseren en producentenorganisaties (PO's) op te richten. Dergelijke PO's zouden zowel hun toegang tot de bestanden via door het EFMZV gesteunde regelingen voor de herverdeling van quota, als tot de markten veiligstellen. Kleinschalige vissers zien het heeft geen zin te investeren in nieuwe schepen of in de verbetering van hun schepen als zij geen toegang hebben tot de middelen en markten ondermijnt de levensvatbaarheid van hun bedrijven. Zij zouden liever zien dat wordt geïnvesteerd in maatregelen die hun toekomst veilig stellen; maatregelen die een duurzame toegang tot de hulpbronnen en tot de markten waarborgen. Kleinschalige vissers willen niet meer vissen, ze willen beter vissen, waarbij kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit.
In haar verslag over de huidige uitvoering van het EFMZV merkte de Europese Commissie op dat in het algemeen het grootschalige vlootsegment ongeveer 70% van de subsidies had ontvangen, terwijl 18% naar de kleinschaligere sector ging (minder dan 12 meter met niet-gesleept vistuig). Dit heeft geleid tot een verstoring op zee die moet worden verholpen. De Commissievertegenwoordiger merkte ook op dat het investeren van overheidsgeld in vaartuigen en motoren economisch niet verantwoord is, gezien de sterke economische prestaties van de grootschalige vloot. Dergelijke investeringen moeten veeleer van de particuliere sector komen.
Samenvattend merkte de voorzitter van de Commissie visserij, Chris Davies, op dat geen enkele parlementariër voorstander is van schadelijke subsidies. Volgens de maatstaf van SDG 14.6 van de WTO zou het verbeteren van de beveiliging van vaartuigen om de veiligheid van de vissers te waarborgen niet slecht kunnen zijn. We kunnen er echter niet zeker van zijn, zei hij, dat onze acties niet tot onbedoelde gevolgen zullen leiden.