Brussel 28 november 2023. In Brussel vond een hybride evenement plaats, georganiseerd door DG Mare, als vervolg op de lancering van het "Partnerschap voor energietransitie" op 16 juni. De workshop bracht verschillende belanghebbenden (visserijsector, ngo's, AC's, nationale en EU-overheden) samen met als doel een lijst op te stellen van de belangrijkste uitdagingen, kansen en aandachtspunten die voortvloeien uit het koolstofvrij maken van de visserij- en aquacultuursector. Dit zal de basis vormen voor een document dat moet helpen bij het opstellen van een routekaart voor de energietransitie in de visserij- en aquacultuursector in de EU en de financiering daarvan.
Voor de visserijsector betekent energietransitie twee dingen. Eerst en vooral betekent het het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, een van de belangrijkste bedrijfskosten. Na een reeks wereldwijde crises zijn de brandstofkosten zeer volatiel geworden en het ziet ernaar uit dat dit zo zal blijven. Dit heeft een enorme impact op de economische levensvatbaarheid en de veerkracht van de visserij, waardoor de overstap naar alternatieve brandstoffen een dringende prioriteit wordt. Ten tweede is de visserij, net als andere economische en productiesectoren, gebonden aan de Green Deal-doelstellingen voor klimaatneutraliteit tegen 2050. Gezien de relatief onbeduidende bijdrage van de visserijactiviteiten van de EU aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen - ongeveer 0,01% - is dit duidelijk minder een prioriteit.
Op korte termijn is de belangrijkste zorg van de visserijsector om de huidige crisissituatie te overleven. Om dit te bereiken zijn belastingvoordelen op brandstof en noodfinanciering cruciaal. De 19 miljoen euro die in het EMFAF beschikbaar is (tot 2027) voor het vervangen van motoren en het verbeteren van de energie-efficiëntie kan hierbij helpen. Het EMFAF werd echter bekritiseerd omdat het niet geschikt zou zijn voor het beoogde doel, omdat maar heel weinig lidstaten de fondsen gebruiken in nationale plannen voor energietransitie, omdat de fondsen met grote vertraging worden vrijgegeven en omdat tot 20% van de fondsen verloren gaat doordat ze niet worden besteed. Verdeeld over de 22 kuststaten van de EU zou 19 miljoen euro hoe dan ook niet erg ver gaan, nauwelijks genoeg zelfs om één schip om te bouwen, laat staan een hele vloot!
Het achteraf inbouwen van nieuwe motoren en vissystemen in oude schepen heeft geen zin en komt in het beste geval neer op het omzeilen van het probleem. Er is veeleer een gefaseerde aanpak nodig, met trajecten die beschrijven hoe de sector van de huidige situatie naar de situatie in 2050 komt.
Op de langere termijn staat de visserij voor tal van uitdagingen, waaronder de ontwikkeling van een 20th eeuwse winningsactiviteiten, in een doelgerichte 21st eeuwse duurzame vis-, schaal- en schelpdierproducerende sector als onderdeel van de zich snel ontwikkelende blauwe economie. Er bestaat echter nog geen gemeenschappelijke visie op hoe een duurzame vis-, schaal- en schelpdierproductiesector er in 2050 uit zou kunnen zien of welke rol de visserij in de blauwe economie zal spelen. Een dergelijke visie moet ook betrekking hebben op de verwerkende sector en de aanvoerketens, die een aanzienlijke koolstofvoetafdruk hebben en momenteel grotendeels afhankelijk zijn van invoer die niet voldoet aan de duurzaamheidsnormen van de EU.
Voor meer informatie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_23_829